Het ontstaan
Alles is ontstaan door een grote knal.
Voor die knal was er niets, geen ruimte, geen sterren, geen planeten helemaal niets. Die knal word de oerknal genoemd. Ongeveer vijftien miljard jaar geleden vond die knal plaats. Uit die grote knal zijn sterrenstelsels ontstaan en planeten en sterren en de aarde.
Ons zonnestelsel is ontstaan uit een gaswolk die ronddraaide. In het midden van die gaswolk is de zon geboren. Aan de randen ontstonden planeten. Kleine deeltjes uit de gaswolk plakten samen. Als een soort stofzuiger werden meer deeltjes opgeveegd. Zo onstonden de planeten.
De aarde was in die tijd nog vloeibaar, langzaam koelde de aarde af en stolde. Net als kaarsvet. En toen heeft het nog heel lang geduurd voor er mensen liepen.
Meteoren
Na het ontstaan van de planeten is er veel materiaal overgebleven in het zonnestelsel. De korreltjes stof en klompen steen die door de ruimte vliegen noemen we meteorieten. Als ze de atmosfeer van een planeet binnendringen en verbranden, noemen we ze meteoren. Sommige rotsblokken zijn zo groot dat ze niet helemaal opbranden en inslaan in de planeet. Dat zijn meteorieten.
Meteoren (vaak “vallende sterren” genoemd) komen veel voor. Als je 's avonds bij helder weer lang genoeg naar de hemel kijkt, komt er een moment dat je heel even een streepje licht ziet. Meteoren komen de atmosfeer binnen met snelheden tot 15 kilometer per seconde! Meestal zijn ze in minder dan een seconde opgebrand. Door de wrijving met de ijle lucht op een hoogte van ongeveer 100 kilometer gloeit de meteoor op tot er niets van over is.
Er zijn altijd wel meteoren te zien maar de meeste kans maak je tijdens de periodieke meteorenregens. Die regens doen zich elk jaar rond dezelfde tijd voor, wanneer de aarde de stofstaart van een passerende komeet doorkruist.
Er zijn ongeveer twintig belangrijke regens, maar er zijn er maar een paar waaruit tot wel vijftig meteoren per minuut ontstaan. Soms is de hemel een en al vallende ster. Van deze "meteorenstormen" is de bekendste die van de Leoniden, die elk jaar tussen 14 en 20 november te zien is. Die is vaak zo productief dat het net is of het sneeuwt!
Sommige meteoren zijn zelfs in het holst van de nacht niet met het blote oog te zien maar kunnen wel met radar worden opgemerkt. Meteorenregens heb je ook op andere planeten. Die van Mars branden in het algemeen op in de ijle atmosfeer. Maar op de maan heb je geen lucht, zodat de meteoren er op het oppervlak uiteenspatten.
De oerknal
De meeste sterrenkundigen geloven dat het heelal met een oerknal (Big Bang) is begonnen, zo'n 14 miljard jaar geleden. Het hele heelal zat toen in een belletje dat duizenden keren kleiner was dan een speldenknop. Het was heter en zwaarder dan alles wat we ons maar kunnen voorstellen.
En ineens ontplofte het. Zo werd het heelal zoals wij dat kennen geboren. Tijd, ruimte en materie zijn allemaal begonnen met die ene oerknal. In een fractie van een seconde werd het heelal van nog kleiner dan een atoom tot groter dan een sterrenstelsel. En het bleef maar groter worden, in een ongelofelijk tempo. Ook nu nog is het aan het uitdijen.
Met het groter worden van het heelal koelde het af en veranderde energie in deeltjes materie en antimaterie. Dat zijn twee tegengestelde soorten deeltjes die elkaar grotendeels hebben vernietigd. Maar sommige materie overleefde. Meer stabiele deeltjes - protonen en neutronen - ontstonden toen het heelal één seconde oud was.
In de drie minuten daarna daalde de temperatuur naar 1 miljard graden Celsius. Dat was koud genoeg voor de protonen en neutronen om samen te komen en waterstof- en heliumkernen te vormen.
Na 300 000 jaar was het heelal afgekoeld tot ongeveer 3000 graden. Atoomkernen konden nu eindelijk elektronen invangen en atomen vormen. Het heelal raakte vol met wolken van waterstof- en heliumgas.
Maak jouw eigen website met JouwWeb